Het doel van de vetverbrandingstraining is op zo'n manier te trainen dat er voornamelijk vetten worden verbrand zodat er een (blijvende) gewichtsvermindering plaatsvindt. Deze training is geschikt voor iedereen en kan al dan niet gecombineerd worden met een dieet. De trainingsbelasting kan individueel afgestemd worden. Als het inspanningsniveau hoger gehouden wordt, zal de training bijdragen aan een verbetering van de conditie.
Om te bewegen heb je energie nodig. Die maakt je lichaam door verbranding van koolhydraten en vetten. Het lichaam heeft een beperkte voorraad koolhydraten: in de spieren, de lever en het bloed. Al met al genoeg om ca 75 minuten intensief te trainen. Er is echter veel meer vet in het lichaam opgeslagen. Een deel daarvan is in het bloed aanwezig voor energievoorziening, de rest is opgeslagen of dient als isolatiemateriaal voor organen. Als je een training begint dan zul je eerst koolhydraten verbranden, na enige minuten begint de vetverbranding. Bij het verbranden heeft je lichaam zuurstof nodig. Het verbranden van vetten kost meer zuurstof dan het verbranden van koolhydraten. Is de trainingsintensiteit hoog dan wordt er ook weer op het verbranden van koolhydraten overgegaan omdat daarvoor minder zuurstof nodig is.
Als de trainingsbelasting tussen de 65% en 80%* van je maximale prestatievermogen blijft, wordt voornamelijk vet verbrand. Hoe beter je conditie is hoe hoger je inspanning kan zijn voor je lichaam door zuurstoftekort op koolhydraatverbranding overgaat. Een voordeel van het onder het maximale prestatieniveau van je lichaam werken is dat je er langer mee door kan gaan en zo uiteindelijk meer calorieën verbrandt.

* Het inspanningsniveau meet je af aan je hartslag, deze is leeftijdsafhankelijk. De berekening is als volgt: de maximaal mogelijke trainingshartslag (100%) = 220 - leeftijd. Iemand van 20 zal dus niet boven de 200 hartslagen per minuut uitkomen, 65% - 80% is dan tussen de 130 en 160 hartslagen per minuut.